Column Guido van de Wiel: Klein maar fijn
ma 28 jul 2025
Het moet zo’n twaalf, dertien jaar geleden zijn dat we op de camping in contact kwamen met een ander gezin. Zij hadden al oudere kinderen, wij toen nog kleintjes. Toen we aanwezen waar onze caravan stond, zei de vrouw van het stel: ‘Wij zijn zo ook begonnen.’ Ze keek daarbij naar onze caravan die toen al een oldtimer was. Een kleine Wilk uit 1984. En ook later vertrouwden meerdere mensen met witte, moderne bakbeesten van caravans ons toe: ‘Je moet ergens beginnen.’ Maar wij waren niet “net ergens mee begonnen”. Deze caravan was het einde. Letterlijk en figuurlijk. Het einde van ons wensenlijstje met betrekking tot de vraag wat voor caravan we wilden, en het einde, als in: de meest geweldige vorm van vakantie vieren voor ons.
Nu, twaalf of dertien jaar later, hebben we nog precies dezelfde caravan, zonder opsmuk: geen schotelantenne op het dak of airco-unit. We hoeven geen mover die de caravan op zijn plek sleept, maar duwen zelf de caravan op zijn plek, eventueel geholpen door buren die uit zichzelf een handje komen uitsteken. Of niet, en dan duurt het gewoon wat langer. We hebben en hoeven geen televisie in de caravan noch vloerverwarming of inductieplaten zoals in de meest recente kip-caravan zijn ingebouwd. Bij ons doet één gaspit het in het inbouwkeukentje; voor de rest koken we buiten op een buitengas-stelletje. Het gootsteentje gebruiken we niet, maar we vullen elke dag een paar keer een aantal anderhalve liter flessen bij een kraantje achter ons plekje waar we ook onze groente afwassen. Koffie gieten we op, plastic bekers en bestek wassen we met de hand af bij het toiletgebouw en de luifel, aangevuld met een tarp en hangmat doen, in combinatie met bomen, dienst als schaduwplekjes. Geen dubbel-asser en geen fancy fietsendragers: er gaan twee oude vouwfietsen mee die we op het bed vervoeren en die we voor die gelegenheid van een oud stuk dekzeil voorzien om de bank annex het bed te behoeden voor smeervlekken van de ketting. Die fietsjes, die hangmat en dat kopje koffie dat tot stand komt door een losse filterhouder boven op een thermoskan te plaatsen staan synoniem voor geluk. Zelfs muntjes in de douche die uitgewerkt zijn op het exacte moment dat je daar totaal ingezeept onder de inmiddels waterkoude straal staat, dragen bij aan dat geluk.
Er is niets extra’s nodig om het beter te hebben. Alles wat we aan luxe zouden toevoegen zou iets van de charme doen uitgummen. Alles wat we aan extra gemak zouden introduceren, zou weer wat weghalen van het gevoel van samen lekker aanklooien. Ontwikkeling is geen weg van almaar meer, almaar duurder, almaar beter, maar de kunst om te herkennen wat nodig is. En op een camping of in het wild is die kampeerdershand snel gevuld.
Ook in organisaties is het maar de vraag wat ware ontwikkeling is: is dat een steeds hogere functie, steeds hoger reiken op de carrièreladder? Is ontwikkeling een kwestie van steeds efficiënter werken, of steeds meer geavanceerde integraties met AI? Of is het iets anders? Meer een stap in bewustwording: in zaken anders durven voor te stellen?
In feite is ons gezin in de zomer en in die caravan juist materialistisch ingesteld. En dan niet materialistisch, zoals dit woord vandaag de dag vaak wordt uitgelegd, namelijk: gericht op spullen. Maar materialistisch in de oorspronkelijke betekenis van het woord; afkomstig van het woord mater, d.w.z.: moeder. Waarbij materia en dus ook materialistisch te lezen is als: gericht zijn op de ‘moederlijke substantie’ waaruit dingen voortkomen; de grondstof waaruit iets gemaakt wordt. In organisaties is dat veelal het terugkeren naar de oprichtingsgedachte. Waarom zijn we ook alweer opgericht? En voelen we dat verhaal nog? Weten we dat te vertalen naar de wereld van vandaag en morgen? En die moederlijke substantie is bij kamperen – of bij: je kampement opslaan – een uitnodiging om weer terug te keren naar de natuur, om tijdelijk over te gaan op een eenvoudig bestaan, met aandacht voor de meest noodzakelijke zaken om te kunnen leven. Een dak boven je hoofd, een maaltje bereiden boven een vuurtje en, vooruit: wifi.
Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Hij is onder meer verbonden aan de Veranderbrigade. Deze zomer is het boek The Smell of the Place (i.s.m. Merlijn Ballieux) direct op nummer 1 gekomen bij managementboek.nl. Eerder schreef hij boeken zoals Durf het verschil te maken, Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaar en Organiseren met toekomst.
www.wheelproductions.nl