Briefwisseling: Leiderschap nog aan toe

di 25 okt 2022 - Jesse Segers

Al 11 jaar schrijven Koen Marichal en Jesse Segers brieven naar elkaar. Soms in gesproken vorm, soms in geschreven vorm. Het onderwerp is steeds leiderschap in al zijn facetten en uitwerkingen. Van het abstracte naar het concrete en terug. Soms met sterke emoties en soms koel en pragmatisch. En steeds opnieuw zijn ze het eens met elkaar dat ze het niet helemaal eens geraken met elkaar. Omdat ze op verschillende manieren tegenpolen zijn. Maar ook omdat het antwoord op vragen over wat leiderschap is, welk leiderschap nodig is en hoe dat leiderschap ontwikkelt nooit definitief verworven zijn.

        
Koen Marichal                                     Jesse Segers

Koen Marichal is psycholoog, doceert en onderzoekt leiderschap aan Antwerp Management School. Hij legt zich toe op de ondersteuning van schoolleiderschap in transitie en is gastdocent bij Sioo en Tias.  

Jesse Segers is rector van Sioo, een interuniversitair centrum voor leiderschap, verander-, organisatie- en advieskunde in Nederland en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Exeter (VK). Hij helpt leiders en hun organisaties in hun ontwikkeling.

 

Elke dag heb je als leider de keuze om over je lijden heen te groeien, of niet

 

Dag Thulani, Dag Koen,

Je hebt je Zuid-Afrikaanse naam niet gestolen. Hij die stil is, luistert en het hart heelt. Ik heb het al meermaals met je mogen meemaken. Vaak op momenten dat ik existentiële vragen heb. En ook nu weer, met je brief: gul, rijk, rakend. Ik werd er eerst stil van, en vrij snel begon het te borrelen. Hier zouden we uren over kunnen praten! Om tot de conclusie te komen dat we het nog steeds niet weten wat dat nu is: leiderschap. En toch ook weer wel. Omdat het enerzijds een vak is, maar anderzijds, zoals je schrijft, ook meer dan dat: een intrinsiek waardevol idee dat een leven lang toewijding vraagt, net zoals bij liefde.

“Leadership develops daily, not in a day” zei John Maxwell reeds.

Het is de opmerking aan het eind van je brief, dat je meer van hetzelfde gaat doen, die me doet glimlachen. Want jij weet ook dat een man nooit twee keer in dezelfde rivier kan baden; ‘Panta Rhei’ volgens Heraclitus. Ik wil daarom even stilstaan bij wat het begrip van vergankelijkheid voor leiderschap kan betekenen. Ja, ik weet het, – en zie je nu op jouw beurt minzaam lachen – het concept tijd in al zijn vormen houdt me al langer bezig.

Het besef van je eigen en andermans vergankelijkheid voedt misschien wel de drie thema’s die je zo prachtig in je brief beschrijft: zelfliefde, een focus op geven en een moreel kompas. Bij een bezoek aan het religieuze tempelcomplex van Karnak in Egypte deze zomer kwam het thema vergankelijkheid weer helemaal tot leven voor me. De dag dat iemand farao werd, vertelde de Egyptische gids me in vlekkeloos Nederlands, gebeurden er twee dingen. Ten eerste mocht je een stuk bijbouwen aan het gigantische complex op de oostoever van de Nijl waar de zon opkomt. Hiermee trad je in de voetsporen van vele voorgangers. In totaal werd dat door meer dan dertig farao’s gedaan, meer dan 1000 jaar lang. Ten tweede werd er een begin gemaakt aan de bouw van je graf in de Vallei der Koningen die zich letterlijk en zichtbaar aan de overkant van de rivier bevindt. Daar waar de zon ondergaat.

Toen ik daar in de droge avondzon tussen 134 gigantische zuilen stond, besefte ik dat hier misschien het antwoord lag op de vraag die me een maand daarvoor in Sint Paul’s Cathedral in Londen overviel. ´Welk type governance en leiderschap is er nodig om vandaag iets te beslissen of tot stand te brengen dat pas na je dood af is en bedoeld is om de tand des tijds te doorstaan? Dat decennia van voortdurende inspanning vraagt, omdat je denkt in termen van eeuwen, in plaats van jaren, laat staan kwartalen?’ Niet onbelangrijk als je het klimaatvraagstuk in gedachten houdt. Mijn antwoord daar en dan was: leiderschap dat zich ten diepste bewust is van zijn eigen vergankelijkheid. Van het feit dat je graf al gegraven wordt de dag dat je de troon bestijgt. Het idee van eeuwigheid lijkt geboren te worden in de schoot van je eigen vergankelijkheid. Of zoiets.

Dat vergankelijkheid tot pijn leidt wanneer je je hecht aan dat wat verdwijnt, is een belangrijke geloofsovertuiging in het Boeddhisme. Het is een inzicht dat veel leiders kan helpen als ze weer eens aan mensen vragen om de vergankelijkheid van het (professionele) leven te omarmen. Niets is voor altijd. Behalve dat dan.

We hadden het onlangs over de Zuid-Afrikaanse vraag waarom Nelson Mandela zich na vijf jaar presidentschap niet opnieuw kandidaat stelde. Ik kan niet anders dan denken dat na 26 jaar gevangenschap hij doordrongen was van zijn eigen vergankelijkheid. En dat dat hem erg hielp als president van een land waar zowel het witte als het zwarte deel hiermee geconfronteerd werd. Zijn persoonlijk lijderschap als voedingsbodem voor zijn presidentieel leiderschap. Maar, gok ik, hoewel Zuid-Afrika nog niet over haar lijden heen was, was hij dat na vijf jaar presidentschap deels wel. Hij omarmde zijn vergankelijkheid, waardoor hij juist de eeuwigheid in ging. En op die manier ging hij met die legendarische glimlach van hem opnieuw voor op het pad waarvan hij hoopte dat zijn land zou volgen. 

Maar ook in het leiderschap van 'de gewone sterveling' maakt het besef van vergankelijkheid een wezenlijk verschil. Dat heb ik zes jaar geleden op indringende wijze mogen ervaren. Samen met leiderschapscoach Anne Lemaire sloot ik toen een leiderschapsprogramma af met een tweedaagse wandeling in de Ardennen. Op de eerste dag kwamen we langs een watertoren. Een ideaal moment om met de groep stil te staan en iets te eten. Bij elke pauze was het de bedoeling dat er iemand een tekst voorlas die voor hem of haar betekenisvol was. Deze keer gebeurde dat niet spontaan. Toen nam een 60-jarige man uit de groep het woord, en zei: “Ik kom uit deze streek. Ik ken deze watertoren heel goed.” En toen zweeg hij even. “Mijn schoonbroer heeft zich van het leven beroofd door van deze toren te springen”. Een zware, verbindende stilte volgde. We voelden allemaal ons eigen lijden. En toen begon Anne, net zoals Desmond Tutu op existentiële momenten, te zingen. In dit geval was het de chant ‘I will be’:

I will be gentle with myself
I will love myself
I am a child of the universe
Being born each moment

Een ‘chant’ die de groep verder wandelend een tijdje bleef herhalen. Bij elke stap beseften we dat niets voor altijd is, en dat we elk moment kunnen kiezen hoe we omgaan met de ervaringen die het leven ons geeft. Die nacht kon de man niet slapen, stapte naar zijn auto, en begon daar als een gek zijn speech te schrijven waarin hij zijn succesvolle familiebedrijf doorgaf aan de volgende generatie. De tijd was gekomen, voelde hij, om het bedrijf de kans te geven hem te overleven. Het besef van zijn eigen vergankelijkheid én die van zijn organisatie dat die dag groeide, deed hem de juiste dingen doen als leider.

Ons laatste boek heet niet voor niets Over leiderschap. Elke dag heb je als leider de keuze om over je lijden heen te groeien, of niet. Om schade aan jezelf of anderen toe te brengen, of niet. Om je vergankelijkheid te omarmen, of niet.

Hiermee vervolgen we deze herfst onze weg. Hét seizoen van vergankelijkheid.

Warme groet,
Jesse

 

Naar het overzicht